OPLEIDING ELEKTRICIEN HUISINSTALLATIE ROTTERDAM
 

 

 

INLEIDING:

 

De elektriciteit komt je huis binnen via de aansluitkast, waarin de hoofdzekering (en) zitten.
Doorgaans is dit per gezin 3 x 25 Ampere.
Het energiebedrijf heeft deze kast verzegeld. Vandaar  loopt de leiding via de eveneens verzegelde kilowattuurmeter naar de aardlekschakelaar(s) (alleen bij installaties van na 1975), om uit te monden in de meterkast. De meterkast verdeelt de stroom in groepen, die allemaal met een zekeringen een groepsschakelaar beveiligd zijn tegen overbelasting en kortsluiting.
Elke groep voorziet via leidingen een deel van uw huis van electriciteit.

Zekeringen ;

 

 

De meest gebruikte zekeringen zijn stoppen van 16 ampère, met een grijze verklikker.
Het maximale vermogen per groep is 16 ampère x 230 volt = 3680 Watt.
Bij overbelasting slaat de stop uit. Deze moet dan vervangen worden.
In plaats van stoppen worden steeds vaker automatische zekeringen gebruikt (soms in combinatie met een aardlekschakelaar). Deze hebben een zwarte knop die bij overbelasting uitspringt. Indrukken (of naar boven duwen)  herstelt de stroomtoevoer weer.
Schakel de stroom pas in nadat de oorzaak van het defect is verholpen.
Meestal is één apparaat de boosdoener. Weet u niet welke, haal dan alle stekkers uit de stopcontacten en maak de zekering in orde. Sluit de apparaten een voor een aan totdat de zekering opnieuw uitgeschakeld wordt.
In het laatste apparaat zit dan de fout.

 

Normaaldozensysteem ;

Bij oude installaties vertakt elke groepsleiding zich volgens het  normaaldozensysteem. Hierbij is sprake van een keten van lasdozen (verbindingsstukken) die de bedrading doorverbinden.
 Alle stopcontacten, schakelaars en lichtpunten zijn aangesloten op de dichtstbijzijnde lasdoos.
Uitbreidingen zijn eenvoudig, omdat dit systeem vaak in het zicht is geïnstalleerd (opbouw).

Centraaldozensysteem ;

Bij het moderne contactdozensysteem komt de groepsleiding uit op één centraal geplaatste electradoos, waarop alle stopcontacten, schakelaars en lichtpunten (soms ook meerdere centraaldozen) zijn aangesloten.
Dit systeem is vaak geheel of gedeeltelijk weggewerkt in plafond en muren (inbouw). Uitbreidingen zijn ook mogelijk volgens het normaaldozensysteem.
In de loop van de tijd zijn sommige draadkleuren veranderd. Let dus extra op als u oude en nieuwe draden met elkaar verbindt. De stroomdraad (aangeduid met de letter P) was groen, maar is nu bruin. De nuldraad
(aangeduid met de letter N) was rood, maar is nu blauw.
De aardedraad was grijs, maar is nu geel/groen. De zwarte schakeldraad en de niet-geïsoleerde blanke aardedraad zijn gelijk gebleven.


Randaarde ;

Sinds juli 1997 mogen uitsluitend nog stopcontactendozen met randaarde aangelegd worden, ook in woon- en slaapkamers. In ruimten met een stenen vloer, keukens, badkamers, kelders, garages, schuren en
buitenshuis was deze extra beveiliging altijd al verplicht.
Het betekent dat de contactdoos aangesloten moet zijn op een beschermleiding, zodat bij
kortsluiting de stroom ongehinderd een uitweg kan vinden. Deze beschermleiding is gekoppeld aan de koperen aardelektrode, een metalen staaf die diep de grond ingaat.
In de badkamer moeten metalen onderdelen, zoals badkuipen, kranen, afvoeren en radiatoren, apart geaard zijn met een speciaal daarvoor verzilverde blanke koper draad van 4 mm dikte. Bovendien mogen daar verlichtingsarmaturen, contactdozen en elektrische apparaten uitsluitend worden aangebracht of gebruikt op minimaal 60 cm van douche, bad of wastafel

 

Vermogen Energieverbruik:

In elektrische spanning en stroom kunnen een kracht(vermogen) leveren.Hoeveel vermogen (kracht) er geleverd moet worden,hangt af van de weerstand die overwonnen moet worden.Wordt gedurende een bepaalde tijd een toestel (vermogen) aangesloten op een elektriciteitsnet,dan verbruikt dit toestel elektrische energie.De elektrische energie komt uiteindelijk uit de brandstof die een elektriciteitscentrale gebruikt.Voor het gebruik moet betaald worden,plus dat de kosten voor transport bij de gebruiker in rekening worden gebracht.In de meterkast die in elke woning zit,wordt de hoeveelheid gebruikte elektrische energie geregistreerd(gemeten)door de Kilowattuurmeter.(kWh-meter)

 

 

Vermogen:

 

Worden een gloeilamp van 25 Watt en een gloeilamp van 100Watt aangesloten op een spanning van van 230V,dan kan het volgende worden waargenomen:de gloeilamp van 100W geeft meer licht dan een gloeilamp van 25 W.Er kan dan ook gezegd worden: de prestatie van de lanmp van 100W is groter dan die van 25 W.Ook bij andere elektrische toestellen is het verschil in prestatie waarneembaar.Een motor in een stofzuiger,kan een grotere kracht(prestatie)leveren,dan een motortje uit bijvoorbeeld een elektrische klok,maar kan minder kracht leveren dan een elektromotor die wordt toegepast in bijvoorbeeld een hijskraan.

Dit verschil in prestatie wordt in de elektrotechniek,het verschil in vermogen genoemd.De prestatie die per seconde wordt geleverd,is het vermogen.Een groter vermogen,kan per seconde een groter prestatie leveren.Op een toestel staat meestal het vermogen aangegeven.Een onderzoek naar het verschil in vermogen(prestatie)kan worden gedaan met de volgende meting: Twee gloeilampen met een verschillend vermogen,worden aangesloten op 230V met een verschillend vermogen.Een lamp heeft bijvoorbeeld een vermogen van 100W.Wordt vervolgens de stroom gemeten,die door de lamp wordt opgenomen,dan blijkt dat de lamp van 100W meer stroom opneemt dan die van 25W.Om de hoeveel lichtopbrengst die hoort bij de lamp van 100W te krijgen,is meer stroom nodig.Hoe groter de stroom,hoe meer licht.Worden vervolgens met de gemeten stroom een gegeven spanning berekeningen uitgevoerd,dan blijkt,dat als de gemeten stroom vermenigvuldigd wordt met de gegeven spanning,het vermogen berekend wordt.Ook bij andere elektrische toestellen,blijkt steeds:stroom xspanning is vermogen.Er geld dan ook: elektrische VERMOGEN = elektrische SPANNING-elektrische STROOM.

 

 

 

Installatieautomaat

Een tweepolige installatieautomaat

 

 

 

 

Doorsnede van een installatieautomaat

Een installatieautomaat, ook wel maximumschakelaar, automaat of zekeringautomaat genoemd, is een beveiligingscomponent in het voedingsgedeelte van een elektrotechnische installatie. De automaat onderbreekt het elektrische circuit als de stroom die de installatie ingaat te groot wordt. Deze automaat is het hoofdbestanddeel van de elektrische verdeelkast van een moderne woonhuisinstallatie. Deze automaten vervangen meer en meer de klassieke porseleinen zekeringen, smeltpatronen ("stoppen").

Installatieautomaten zijn er in verschillende uitvoeringen: De meest gebruikte uitvoering is de 1P+N-automaat; eenpolig met afschakelbare nulleider die alleen in de fasepool een set overstroombeveiligingen heeft. Verder zijn er 2P-automaten, dus tweepolig met in elke pool een set overstroombeveiligingen, en 3P-automaten met drie polen met drie sets overstroombeveiligingen. 3P+N-automaten hebben eveneens drie set overstroombeveiligingen en een afschakelbare nulleider.

De automaten zijn onderverdeeld in verschillende overstroomcategorieën. De meest gebruikte in de huishoudelijke omgeving is de B-karakteristiek. Verder is er de C-karakteristiek voor de wat grotere (in)schakelstromen. En tot slot is er de D-karakteristiek, bedoeld voor de beveiliging van transformatoren en motoren vanwege de grote inschakelstromen. Voor industriële toepassingen zijn er nog andere karakteristieken, speciaal voor de beveiliging van bijvoorbeeld installaties met halfgeleiders.

Een ander criterium voor installatieautomaten is de kortsluitvastheid van de automaat. Als een installatie waarin zich automaten bevinden zich dichtbij de voedende transformator bevindt, zal de kortsluitstroom die kan gaan vloeien veel groter zijn dan wanneer deze installatie (veel) verder van de transformator is verwijderd. In het geval dat de installatie dicht bij de transformator is, kan de kortsluitstroom enkele tot vele kA groot zijn. In huisinstallaties zullen de voedende kabels naar het huis worden zo worden aangelegd zodat deze stromen ten hoogste 6000 A (6 kA) groot zijn, maar meestal zal de 3000 A niet worden gehaald. Een automaat moet een kortsluiting kunnen afschakelen zonder zelf te worden vernietigd. Hierbij mag ook geen brand worden veroorzaakt en mag er geen gevaar zijn voor mensen in de nabijheid van het automaat. Op de automaten die vandaag de dag in installaties worden gebruikt is de maximaal af te schakelen kortsluitstroom aangegeven.

Inhoud

 [verbergen

Werking

De overstroombeveiliging van een installatieautomaat is een samenspel van twee in serie (achter elkaar) geschakelde elementen:

  • Het eerste element is een magnetische beveiliging in de vorm van een elektromagneet (spoeltje). Dit element werkt zodra de overstroom zeer grote waarden gaat aannemen door bijvoorbeeld kortsluiting. Zodra er een kortsluitstroom gaat vloeien zal het spoeltje door het daarin opgewekte magnetisme een palletje tegen het uitschakelmechanisme schieten waardoor de automaat zal uitschakelen. Magnetische uitschakeling gebeurt zeer snel (ca. 10 ms).
  • Het tweede element is datgene dat beveiligt tegen overbelasting. Dit is een thermische beveiliging met bimetaal. Bij langdurige te grote stroom treedt opwarming op van het bimetaal. Dit plooit door en bedient een palletje tegen het uitschakelmechanisme waardoor de automaat zal uitschakelen. Thermische uitschakeling is traag.

De overstroombeveiliging beveiligt tegen kortsluiting (3 kA, 6 kA) en overbelasting (16 A, 20 A) maar niet tegen verliesstromen (aardfouten), als deze geen kortsluiting tot gevolg hebben. Het al dan niet uitschakelen van een automaat heeft ook te maken met het netsysteem (aardingssysteem) dat wordt gebruikt in de installatie. In een normale laagspanningsaansluiting is dit steeds een TT-net, de verantwoordelijkheid m.b.t. de aarding van het net is dan bij de gebruiker geplaatst. Bij een TT-net is een verliesstroomschakelaar of aardlekschakelaar noodzakelijk omdat dit de spanning uitschakelt bij een fout die een gevaarlijke spanning op de aanraakbare delen (massa) van een toestel kan veroorzaken. Een verliesstroomschakelaar spoort geen kortsluitingen op als het een directe kortsluiting is (bv. de twee fasedraden aan elkaar bevestigen). De gewone huisinstallatie met smeltautomaten is niet beveiligd tegen overstroom (een te hoge stroom die onder de norm blijft van de zekering voor overstroom).

De curve

De ligging van de magnetische drempel bepaalt de "curve" van de automaat. De elektrische kring moet zo berekend zijn dat de kleinste kortsluitstroom of aardsluitstroom de automaat magnetisch doet uitschakelen. Dit is belangrijk voor het beveiligen van lange kabels met een kleine doorsnede. Indien de kortsluitstroom te klein is moet ofwel een lagere drempel genomen worden ofwel een kabel met grotere doorsnede.

  • Curve B: lage magnetische drempel ca 3 à 5 x In (huisinstallaties)
  • Curve C: normale magnetische drempel ca 5 à 10 x In industriële toepassingen (motoren)
  • Curve D: hoge magnetische drempel ca 10 à 14 x In (transformatoren)

Soms is het noodzakelijk dat de automaat kortstondig een hogere stroom kan verdragen. Dit wordt vooral toegepast in de techniek, bij de aanloop van motoren.

 

 

 

Kleurgebruik

Draadtype Symbool Internationaal België Nederland Nederland tot 1970*
Fasedraad L Niet lichtblauw of tweekleurig  Bruin  of  Rood   Bruin   Groen 
Fasedraad (drie fasen) L1, L2, L3 Niet lichtblauw of tweekleurig  Bruin ,  Zwart ,  Grijs  of
 Bruin ,  Bruin ,  Bruin 
 
Nuldraad N  Lichtblauw   Lichtblauw   Lichtblauw   Rood 
Schakeldraad T Niet lichtblauw of tweekleurig  Zwart  of  Grijs   Zwart   Zwart 
Aarddraad Earth Ground.svg  Geel-groen   Geel-groen   Geel-groen  Wit of Grijs

 

 

 

 

 

Elektrische veiligheidsklasse

De klasse-indeling elektrische arbeidsmiddelen is gemaakt om bepaalde elektrische eigenschappen van arbeidsmiddelen/apparaten aan te geven en vervolgens in welke omstandigheden deze gebruikt mogen worden. Niet elk elektrisch arbeidsmiddel is geschikt voor elke gebruiksomgeving. Elektrotechnici - zoals bijvoorbeeld keurmeesters van elektrische arbeidsmiddelen - gebruiken deze indeling om te kunnen beoordelen op veiligheid. Reparateurs geeft het informatie over bepaalde te gebruiken onderdelen. De indeling loopt van de laagste klasse 0 tot de hoogste klasse III.

Inhoud

 [verbergen

Klasse 0

Stekkers met 2 aansluit pinnen. Ze lijken op die van klasse II, doch de isolatie is enkelvoudig. Hier te zien aan de twee individuele aders van het snoer.

In deze laagste klasse is er meestal maar een enkelvoudige afscherming tussen de elektrisch geleidende delen en gebruiker. Hierom is zo’n apparaat of object - bijvoorbeeld een schemerlamp - erg kwetsbaar. Het geeft een minimale bescherming. Bij een defect zouden metalen delen onder spanning kunnen komen te staan. Apparaten in deze klasse zijn daarom alleen geschikt in een droge schone ruimte zoals een Woonkamer.

Klasse 0 objecten worden steeds vaker vervangen door die van klasse II.

Klasse I

Beschermingsklasse I
Voor apparaten met aarding zijn de metalen delen aan de zijkant van de stekker het belangrijkst.

Metalen delen van apparatuur die in deze klasse vallen worden verbonden met een aardbeschermingsleiding. De zogenaamde aarde. Mocht er een defect ontstaan dan kan de stroom relatief veilig worden afgevoerd en de aardlekschakelaar in een meter-, bouw- of zwerfkast afschakelen.

Soms wordt op dergelijk apparaat een rondje met aardingsteken afgebeeld.

Klasse II

Beschermingsklasse II

 

Stekkers met 2 aansluit pinnen. Om de geïsoleerde geleiders zit een extra isolerende mantel.

Apparaten die in deze groep vallen zijn dubbel-geïsoleerd of hebben een extra sterke isolerende behuizing.

Deze klasse is herkenbaar aan het verplichte dubbel-isolatie teken dat erop staat. Het dubbele vierkantje.

Klasse III

Beschermingsklasse III
Contactstop voor een klasse III apparaat.

Dit is de hoogste klasse. De apparaten in deze groep werken op een extra lage spanning van minder dan 50 Volt wisselspanning. Bijvoorbeeld 42 of 24 Volt. De spanning komt dan van een veiligheidstransformator. Er is ook veilige apparatuur die op 120 Volt gelijkspanning werkt.

Bij klasse III apparatuur wordt speciaal stekker-materiaal toegepast.

Apparaten in deze klasse zijn herkenbaar aan het symbool van een ruitje met III er binnenin.

Veiligheid

De meest veilige vorm van werken met een elektrisch apparaat is die op een accupack of batterij werken. De acculaders zelf dus niet.

Let op! Veiligheid is een relatief begrip. "Veilige" klasse III apparatuur is in een brand- en explosie gevaarlijke omgeving — zie ATEX — nog altijd levensgevaarlijk. Zo ook accu-apparatuur en bijvoorbeeld een zaklantaarn.

Zie ook

 

 

 

Stichting: Doehetzelfschool Rotterdam,de praktijkschool tot succes! Wij organiseren  regelmatig GRATIS workshop voor een ieder die geïnteresseerd is in elektrotechniek. Doorgaans verzorgen wij ook gratis proeflessen elektriciteit voor geïnteresseerde huisvrouwen, zzp-‘ers, loodgieters,metselaars,stukadoors,timmerlieden,tegelzetters,klussers en schilders, die weinig, dan wel geen kennis hebben van elektriciteit. Neem vandaag nog contact met ons op voor informatie door middel van het contactformulier op onze site, of bel 06.45225004.

 

 

Free SEO Tools


Search Open Directory
Arts
Business
Computers
Games
Health
Home
News
Recreation
Reference
Regional
Science
Shopping
Society
Sports